Inleiding Er zijn twee standaardformules voor de grafiek van een
hyperbool in omloop:
(1)
y =
en (2) y =
+ r
De teller en
noemer bij formule (1) en de noemer bij formule (2) zijn lineaire
functies van x. De getallen a, b, c
en d in formule (1) en p, q en r in
formule (2) noemen we ook wel parameters. Parameters zijn
hulpvariabelen waarmee je oneindig veel formules kort kunt
noteren. Als je voor deze parameters getallen invult krijg je de
formule van een bepaalde hyperbool. De keuze van de parameters
bepaalt de vorm en ligging van de hyperbool. In onderstaand
grafiekenprogramma ga je dit onderzoeken.
Een hyperbool
heeft drie belangrijke eigenschappen:
Iedere
hyperbool heeft twee asymptoten:
Een horizontale asymptoot met als vergelijking y = bij formule (1) en y = r bij formule (2).
Een verticale asymptoot met als vergelijking x =
bij formule (1) en x = q bij formule (2).
Er zijn twee
typen hyperbolen, elk met een horizontale en een verticale
asymptoot. Bij formule (2) hangt het type uitsluitend van de
waarde van p af.
en
Hyperbolen
zijn puntsymmetrisch t.o.v. het snijpunt van de asymptoten.
Ga het volgende
voorbeeld met het onderstaande programma na. Onderaan deze
webpagina staat een opgave die je met
het grafiekenprogramma kunt oplossen. Voordat je aan de slag gaat
kun je, als je dat nog niet gedaan hebt, desgewenst de
volgende onderwerpen doornemen:
Voorbeeld We gaan de grafieken van de volgende twee
standaardfunctievoorschriften onderzoeken:
f (x)=
met a = 1, b = 1, c = 1
en d = 1
g (x) =
+ r met p = 1, q = 1 en r
= 1
Voer in
onderstaand programma deze functievoorschriften m.b.v. de
parameters a, b, c, d, p,
q en r in. De startwaarden zijn a = 1, b
= 1, c = 1,
d = 1, p = 1, q = 1 en r = 1.
Voor het interval
op de x-as kiezen we [10;
10]dus Xmin = 10
en Xmax = 10. Voor het interval op de y-as nemen
we [10;
10], dus Ymin = 10
en Ymax = 10. Schakel het programma naar Mode 5 zodat
je meerdere grafieken kunt bekijken. Je kunt dan goed het
onderling verband zien. Voer deze gegevens handmatig of met
een klik op de
in onderstaand grafiekenprogramma in.
Als je wilt kun
je één van beide grafieken wegvinken om de ander apart te kunnen
bekijken.
Varieer in het
functievoorschrift van g (x) de parameters p,
q en r. Doe hetzelfde met de parameters a, b,
c en d in het functievoorschrift van f (x).
Wat zijn je conclusies? Welk functievoorschrift vind je bij
hyperbolen het handigst?
Opgave
Stel het
functievoorschrift op van een hyperbool met als horizontale
asymptoot y = 3,
verticale asymptoot x = 2 die exact door het punt (5,
5)
gaat. Voer dit functievoorschrift in het programma in en
controleer of je antwoord goed is.
Wiskunde online ----- is speciaal ontworpen voor:
Microsoft
Internet Explorer 5.5 of hoger
Beeldschermresolutie minimaal 800×600
JavaScript-Interpretatie ingeschakeld!
Bijgewerkt: